In GaiaZOO leven ruim 150 verschillende diersoorten. Voor elke diersoort is een verblijf gemaakt dat zoveel mogelijk tegemoet komt aan de natuurlijke behoeften die de betreffende soort heeft. De water minnende otters en dwergnijlpaarden kunnen zich in GaiaZOO uitleven in een ruim bassin en de witte neushoorns leven op een uitgestrekte vlakte. Naast de omgeving van het dier is ook de groepssamenstelling erg belangrijk voor het welzijn. Daarom leven dieren die van nature in groepen leven, zoals gorilla’s, witte neushoorns, giraffen, Przewalskipaarden en Afrikaanse wilde honden, ook in GaiaZOO in een groep. Dwergnijlpaarden en Europese otters leven in de natuur vaak in hun eentje; daarom is hun verblijf in GaiaZOO zo ingedeeld dat mannetje en vrouwtje indien nodig (een deel van het jaar) gescheiden kunnen leven.
Voedsel, veiligheid en soortgenoten zijn belangrijk voor het welzijn van alle dieren. Maar de reden van het bestaan is bij alle diersoorten voortplanting. De ene diersoort heeft een vast geboorteseizoen; de ander kan het hele jaar door jongen krijgen. In dierentuinen heb je dus het hele jaar door de kans om jonge dieren te zien.
In de natuur verlaten bijna alle jonge dieren hun ouders als ze geslachtsrijp worden. Ze gaan op zoek naar een eigen leefgebied, een andere groep of een eigen partner. Op die manier wordt inteelt met vader of moeder voorkomen. Deze ‘verhuizing’ is voor veel dieren een gevaarlijke onderneming. Ze zijn immers nog onervaren en de kans dat ze in deze levensfase dood gaan is dan ook groot. In dierentuinen kunnen jonge dieren niet zelf besluiten om te vertrekken. Daarom helpen we hen daarbij een handje. Moderne dierentuinen zoals GaiaZOO hebben daarvoor een speciale afdeling ZOOmanagement die voor alle dieren bijhoudt wanneer ze hun geboortegroep zouden moeten verlaten. Voor elke diersoort is dit ‘moment van vertrek’ overigens anders. Korenwolfmoeders zetten hun jongen bijvoorbeeld al na drie weken ‘de deur uit’, terwijl giraffen pas na twee jaar en gorilla’s pas rond een leeftijd van zeven jaar hun geboortegroep verlaten.
In Europa werken ruim 350 dierentuinen samen. Ze ruilen hun dieren onderling uit. Een giraffe die in GaiaZOO geboren wordt, kan twee jaar later bijvoorbeeld terechtkomen in de dierentuin van het Spaanse Jerez. En andersom verhuist een bosrendierman uit Finland naar de vrouwengroep van GaiaZOO om zich hier voort te planten. Voor zo’n 300 diersoorten worden de stamboom en uitruil van individuen centraal bijgehouden door een coördinator van een fokprogramma (EEP). Op die manier krijgen de meeste jonge dieren een nieuw leven in een andere (Europese) dierentuin. Gemiddeld genomen worden echter evenveel mannelijke als vrouwelijke jongen geboren. En in een haremgroep waarin gorilla’s, giraffen, en Przewalskipaarden leven, is slechts ruimte voor één volwassen man…
De meeste dieren planten zich in dierentuinen steeds beter voort. Daardoor kan een overschot van dieren van een bepaalde soort of van een bepaald geslacht ontstaan. De meest voor de hand liggende oplossing zou zijn om dieren zich niet meer te laten voortplanten. Anticonceptie is een optie maar op de lange termijn zijn de gevolgen hiervan bij veel diersoorten nog onbekend. Binnen een aantal gecoördineerde fokprogramma’s is het gebruik van castratie en/of sterilisatie toegepast met wisselende gevolgen. Voortplanting is voor alle dieren echter de reden van het bestaan en het krijgen van jongen betekent een belangrijke verrijking voor het leven van een dier (in een dierentuin)… Het is daarom bijna niet te voorkomen dat er af en toe ‘overtollige’ dieren ontstaan.
Regelmatig worden deze overtollige dieren in dierentuinen ondergebracht in een groep met alleen mannen of alleen vrouwen. In GaiaZOO leven bijvoorbeeld de wolven en de Afrikaanse wilde honden in mannengroepen. Ook in de natuur komen dergelijke groepen voor. Niet alleen jonge dieren kunnen overigens ‘overtollig’ worden. Ook oude dieren, die zich binnen een fokprogramma bijvoorbeeld al veelvuldig hebben voortgeplant, kunnen overtollig zijn.
Er wordt dus alles in het werk gesteld om overtollige dieren ergens anders onder te brengen. Toch gebeurt het af en toe dat een dier op geen enkele manier in een andere dierentuin terecht kan. Als alle alternatieven onderzocht zijn, is het doden van dat dier soms de enige optie. Zowel in het belang van het individu zelf, als van zijn soortgenoten. In het geval van een gemanagede diersoort wordt deze moeilijke beslissing genomen in samenwerking met de coördinator van het internationale fokprogramma. De meeste gedode dieren dienen echter als voedsel voor de roofdieren van GaiaZOO. En zo is de natuurlijke ‘circle of life’ weer rond.