Vaak denken mensen dat dierentuindieren uit de wilde natuur komen. Maar dat gebeurt al sinds de jaren tachtig niet meer. Waar komen ze dan wel vandaan? Uit andere dierentuinen!*
* Voor sterk bedreigde diersoorten worden af ten toe uitzonderingen gemaakt. Soms worden de laatste wilde individuen gevangen om in gevangenschap te kweken en de soort zo veilig te stellen voor de toekomst.
Door unieke ontmoetingen kun je in dierentuinen ervaren hoe bijzonder dieren zijn. Zo wordt een zaadje geplant waaruit liefde en respect voor de natuur kan groeien. Dierentuindieren zijn dus de ambassadeurs van hun wilde soortgenoten. Dankzij de EEP kunnen steeds meer dierentuindieren deze ambassadeursrol tot in lengte van dagen vervullen.
Veel diersoorten worden in de natuur bedreigd. Sommige soorten leven nog wel in dierentuinen. Indien nodig kan een EEP een bijdrage leveren aan het in stand houden van de wilde populatie. Enkele diersoorten, zoals de gouden leeuwaap en het Przewalskipaard, zijn vanuit dierentuinen met succes weer terug gebracht naar hun natuurlijk leefgebied.
Per EEP-diersoort is er één coördinator die alle andere Europese dierentuinen adviseert over het kweken met die soort.
Enkele medewerkers van GaiaZOO zijn ook coördinator van een EEP. Curator Tjerk ter Meulen ontfermt zich bijvoorbeeld over de kuif mangabey. Wist je dat er in Europa maar zeven dierentuinen zijn waar deze diersoort leeft? Kuif mangabeys planten zich niet makkelijk voort in dierentuinen. Het is dus een hele uitdaging om dit EEP gezond te houden.
Andere diersoorten die vanuit GaiaZOO gecoördineerd worden, zijn de Puna ibis en springbok.
De combinatie van genen maken elk individu (mens en dier) uniek. In een gezonde populatie komen zoveel mogelijk verschillende unieke genen voor. Met andere woorden: de genetische diversiteit is hoog.
Familieleden hebben meerdere overeenkomstige genen. Om de genen zoveel mogelijk te mixen, verhuizen dieren van de ene naar de andere groep. In de natuur doen dieren dat zelf. In dierentuinen helpt de coördinator daarbij. Hij kan aan de stamboom zien welke individuen familie van elkaar zijn. Zo kan hij bepalen welke dieren bij elkaar in een groep kunnen leven en welke moeten verhuizen naar een andere dierentuin.
Verhuizen
Andere dierentuinen worden verzocht om het advies van de coördinator op te volgen over het verhuizen van of fokken met bepaalde dieren. Zo blijven de populaties van dieren die in een EEP zitten tot in lengte van dagen gezond.